Geschiedenis

25 Jaar Beth Shalom-sjoel. 25 Jaar een goede mengeling van kavvana en bejegening

Bij het 25-jarig bestaan van de sjoel in Beth Shalom Buitenveldert vormt de goede mengeling van kavvana (devotie bij de tefillot) en respectvolle en geïnteresseerde onderlinge bejegening de rode draad. Opeenvolgende sjoelbesturen en gabba’im waken op soepele wijze over de orde in sjoel, beter gezegd: over het behoud van de sfeer. De sjoel werd de opvolger van de sjoel in Beth Shalom Osdorp en de opvolger van wat er tot dan aan sjoel was in dit gedeelte van Buitenveldert.
Ruben Vis

Een lange weg
In Osdorp was er op vrijdagavond en sjabbatochtend sjoeldienst, ik ben er een enkele keer geweest. Een lange weg uit Buitenveldert, ruim twee uur lopen. Wie er op sjabbat voorging, leidde niet alleen de diensten, maar zorgde ook voor de sjabbatsfeer aan tafel en bleef van vrijdagavond tot na sjabbat. Naar die sjoeldiensten kwamen bewoners van Beth Shalom. En verder een enkeling uit Amsterdam Nieuw West, op die sjabbatot dat er geen sjoel werd gehouden in Sjoel West aan de Vasco Da Gamastraat (later en nu nog in de Willem Schoutenstraat). Het toenmalige Beth Shalom stond aan de rand van Osdorp in de Akerwateringstraat. Zelfs op een steenworp afstand van de stadsgrens. Uitkijkend over het toen nog landelijk gebied wat later woonwijk De Aker zou worden.

Rond de eettafel
In Buitenveldert was tot de opening van Beth Shalom sjoel op vrijdagavond bij iemand thuis. De laatste jaren bij de familie Ies Frank op Imstenrade. Daar kwam de Van Boshuizenbuurt naar toe om in de huiskamer rond de eettafel waar het sjabbatkleed al op lag, te oren. Op sjabbat was er vroeg in de middag een mincha-minjan in het moadon van Hasjalsjelet. De sjoel van Buitenveldert aan de Van der Boechorststraat lag te excentrisch. Het half uur heen en half uur terug was misschien voor sjabbatochtend te doen, maar voor de kortere diensten op vrijdagavond en sjabbatmiddag te veel moeite. En dus kwam de bouw van Beth Shalom in de Kastelenstraat als geroepen.

De eerste diensten
De eerste bewoners trokken voor Rosj Hasjana 1990 in de aanleunwoningen, het onderdeel van het Beth Shalom-gebouw dat als eerste klaar was. In maart 1991 werd het verzorgingshuis in gebruik genomen en vanaf sjabbat Hagadol, 23 maart, vonden in de sjoel van Beth Shalom in de Kastelenstraat de eerste diensten plaats. Op 28 mei verrichtte prinses Juliana de officiële opening van het nieuwe gebouw.

Convenant met Joodse Gemeente
Aan de totstandkoming van de sjoel werd hard gewerkt door een team van vrijwilligers, met vanuit de NIHS Amsterdam ook rabbijn Lody van de Kamp en leden van het Beth Shalom-bestuur. De sjoel kreeg een eigen sjoelbestuur en in een NIHS 2.0 avant la lettre constructie werd een convenant gesloten tussen Beth Shalom (Stichting JABC) en de NIHS Joodse Gemeente Amsterdam. De eerste twee door de Joodse Gemeente benoemde sjoelbestuurders waren de gepensioneerde reizende godsdienstleraar Koos Caneel uit een van de aanleunwoningen en Jaap Blog, vader van Joop, Ben en Maurits Blog. Hij was uit Zwolle met zijn vrouw in een appartement aan de andere kant van het Gijsbrecht van Amstelpark komen wonen, en samen gingen zij vanaf het begin naar de Beth Shalom-sjoel. Ik was gewoon lid van de kehilla en volgde na enige tijd Caneel in het sjoelbestuur op. De heer Blog en ik waren ook allebei gabba’im. Het was een bijzonder sjoelbestuur, want het was samengesteld uit enkele bestuursleden van de stichting JABC Beth Shalom en uit twee door de NIHS afgevaardigde bestuursleden. Tot de Beth Shalom-bestuurders in het sjoelbestuur behoorden Hans Themans, Wilfred Spangenthal en Soscha Eisenmann. Dat Soscha Eisenmann, een vrouw dus, de voorzitter van het sjoelbestuur was, gold destijds als een bijzonderheid.
Nog een verbindende schakel met de NIHS Amsterdam was Hans Polak. Als hij na zijn duizelingwekkend lange werkweek als laatste de deur bij de Joodse Gemeente op vrijdagmiddag dicht had getrokken, spoedde hij zich naar Beth Shalom waar hij vanaf de start van de sjoel een van de gabba’im was. Zijn gedrevenheid om zich in te zetten voor de gemeenschap en een sfeer te creëren van Jodendom en samenzijn, kon hij ook in die functie kwijt. En daarnaast natuurlijk Max en Renée van Praag die gedurende al die jaren met de hun kenmerkende bescheidenheid, vriendelijkheid en degelijkheid in uiteenlopende rollen steeds een belangrijke waarborg zijn voor de continuïteit van, in en rond de sjoel.

Choemasj Rasji met Agatha Christie
Vanaf het eerste uur woonden veel sjoelbezoekers zelf in het verzorgingshuis, een aanleunwoning of in de buurt en behoorden tot de vaste minjanmannen. Ik denk aan mijn oude chazzan en leraar uit Rotterdam Max Seijffers, aan Sem van Straten, Sallie van Straten, Barend Cohen, Jaap de Wolf, kolenboer David de Jongh, Moniek Goldfinger uit Rotterdam, Staszewski en Zeisel uit Den Haag, de vader van rabbijn Van de Kamp, Eli de haringman Abraham, S.J. Meijers, en verder ook aan de dames Kanteman en Juliard en de overige vrouwelijke sjoelbezoekers. En natuurlijk Dick Goudsmit die tussen mincha en ma’ariv op sjabbat een Choemasj Rasji sjioer gaf. Goudsmit was een aan het Seminarium afgestudeerde godsdienstonderwijzer. De Choemasj Rasji-sjioer behoorde tot de standaarduitrusting van het Nederlandse onderwijzers- en rabbijnengilde. Zijn lesgeven getuigde van brede belezenheid, grondige grammaticale kennis van het Hebreeuws, beheersing van het Frans waarvan Rasji zo nu en dan gebruik maakt, en een grote algemene ontwikkeling. Illustratief voor hoe onze geestelijken, hetzij godsdienstonderwijzer, hetzij rabbijn of opperrabbijn, hun Choemasj Rasji-sjioerim gaven. De sjioer van Goudsmit was een rest van het Joodse leren dat zo typerend was voor Nederlandse Jiddisjkat. Aanvullend kon Goudsmit de behandeling van een Rasji-commentaar op een Tora-zin illustreren met een voorval of dialoog uit de detectiveboeken van Agatha Christie. Die hij steevast inleidde met de woorden: “Zoals we allemaal weten van Agatha Christie …”.

Het tempo van de grote stad
De Beth Shalom-sjoel heeft binnen wat in Amsterdam als maatstaf gold, nog een bijzonderheid. De opgeroepene krijgt een miesjeberach en er wordt uit zijn naam desgewenst een miesjeberach gemaakt voor ‘kol kaal’ voor de hele gemeente. Maar in die tweede miesjeberach wordt volgens Amsterdams gebruik niet voor specifieke personen, voor meneer A, voor meneer B, of mevrouw C, een zegen gegeven. Zo gaat dat in Amsterdam, waar het tempo van de grote stad zelfs op de rustdag hoger ligt dan in de Mediene en er geen tijd is voor particuliere uitweidingen. Maar niet in Beth Shalom. Want Beth Shalom wordt bevolkt door mensen uit Amsterdam en mensen die rechtstreeks uit de Mediene kwamen (Ik reken geheel tegen de ‘wetenschappelijke’ definitie hier Den Haag en Rotterdam ook nu even onder.) Daarom mag tegen de Amsterdamse decorumvoorschriften in, notabene in het hart van Joods Amsterdam, in de Beth Shalom-sjoel ook voor individuen een miesjeberach worden gemaakt. Over het convenant tussen Joodse Gemeente en Beth Shalom verklaarde Leo Katz, Bestuursvoorzitter van de Joodse Gemeente, in Hakehilla (juli 1991): ‘Voor zover enigszins mogelijk zullen hier de zelfde bepalingen en minhagiem van kracht zijn als in de Gemeentesjoels’. In ieder geval op het punt van de Miesjeberach moest echter de noodzakelijke ruimte worden geboden, rekening houdend met de bijzondere sjoelpopulatie.

Zoeken naar een vrije plek
Ik ben sinds kort weer wat vaker in deze sjoel en het valt op dat het vrijdagavondminjan nog steeds opperbest wordt bezocht. In de huidige sjoel is het net zo vol als het destijds was in de huiskamer in de jaren van het vrijdagavondminjan bij Ies en Elly Frank. Flink meer mensen dus. En ook op sjabbatochtend is het vaak zoeken naar een vrije plek. Terwijl er inmiddels geen twee maar vier sjoels in Buitenveldert zijn.
Bij een volle sjoel blijkt dat onvoldoende rekening is gehouden met de luchtcirculatie. De prachtige gebrandschilderde ramen zijn mooi om naar te kijken; ze kunnen niet open. Met zo’n volle sjoel als vaak het geval is, vergt de omgang met airco’s en radiatoren daarom extra aandacht.
Er zijn bij de start van de sjoel veel schenkingen gedaan. De Aron Kodesj werd gedoneerd en de ramen zijn door diverse schenkers gegeven. Ook fondsen en de Joodse Gemeente deden donaties waaruit de inrichting van de sjoel is bekostigd. In de loop van de afgelopen 25 jaar kreeg de sjoel nog vele andere mooie, nuttige of liefdevolle geschenken zoals wandborden, parochot met kleden en boeken. Zelfs staan er nu Sifré Tora in de Aron Kodesj die nieuw voor de Beth Shalom-sjoel werden geschreven.

Felicitaties aan de sjoel. Hulde aan de sjoelbezoekers, aan hun gabba’im en aan de sjoelbestuurders die met elkaar deze sjoel tot een religieus en sociaal succes maakten en maken.

Oorspronkelijk gepubliceerd op 7 februari op:

25 Jaar Beth Shalom-sjoel. 25 Jaar een goede mengeling van kavvana en bejegening